Liber Floridus
Lambertus was kanunnik aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Sint-Omaars. De collegiale werd in 649 ongeveer 800 meter ten westen van Sithiu (het latere Sint-Omaars) gebouwd op een natuurlijke hoogte in opdracht van de heilige Audomarus, bisschop van Terwaan. In 663 droeg hij de kerk over aan de Sint-Bertijnsabdij op voorwaarde dat hij er na zijn dood zou worden bijgezet en dat de bidplaats dienst zou doen als begraafplaats voor de monniken. Rond de Onze-Lieve-Vrouwekerk ontstond een tweede abdij.
Gent, Universiteitsbibliotheek, Ms. 92,
f. 12v: Sint Audomarus
Onder invloed van de hervormingsmaatregelen uitgevaardigd door Lodewijk de Vrome splitste abt Fridogisus de collegiale in 820 af van de Sint-Bertijnsabdij. De Angelsaksische Fridogisus was een leerling van Alcuinus van York en behoorde tot de hofgeleerden die Karel de Grote, de vader van Lodewijk de Vrome, rond zich verzameld had. Door de scheiding kromp het aantal monniken van Sint-Bertijns van 83 tot 60. Het kapittel telde voortaan 30 kanunniken in plaats van 40 monniken.
Niet alleen de religieuzen werden door de verdeling formeel in twee groepen gesplitst, ook de landgoederen werden herverdeeld. Volgens de geschiedschrijver Folcuinus was Fridogisus al te inhalig tijdens de verdeeloperatie en de broederliefde die tussenbeide instellingen bestond, verdween als sneeuw voor de zon. Wellicht was er minder onmin tussen beide instellingen dan Folcuinus ons wil laten geloven. Mogelijkerwijze was er trouwens reeds een verschil in het naleven van de kloosterregel voor Fridogisus de splitsing doorvoerde. Bovendien was die splitsing geenszins absoluut: beide gemeenschappen hielden goederen in gemeenschappelijk bezit en de abt van Sint-Bertijns was tot het einde van de elfde eeuw meestal proost van Onze-Lieve-Vrouw.
In 1069 schrijft Lambertus Ernulfus advocatus apud Arda (Ardres) canunicos esse. In ruil voor de schenking van een tand van Sint-Audomarus aan de Sint-Audomaruskerk van Ardres, verkreeg het kapittel vanwege Arnulf, heer van Ardres, middelen voor het onderhoud van vier kanunniken.
Bronnen:
Gent, Universiteitsbibliotheek, Hs. 92, f.43v
Bédague, J.-C., Naissance et affirmation d’une collégiale: Notre-Dame de Saint-Omer, du début du IXe au début du XIIIe siècle, Paris, Ecole nationale des chartes, 2009
Meijns, B., Aken of Jeruzalem? Het ontstaan en de hervorming van de kanonikale instellingen in Vlaanderen tot circa 1155, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2000.